Het was nog heel stil in het winkelcentrum. E., V.'tje en ik hadden vroeg onze slag geslagen. Een volgend maatje schoenen gescoord en bij de Hema wat dozijnverpakkingen ondergoed binnengetikt. E. was erg in haar nopjes (met haar nieuwe schoenen dacht ik) en huppelde door de lege winkelstraat: "Als ik straks thuis ben ga ik meteen boven spelen. Maar ik hang eerst mijn jas op." Achteraf gezien ging hier de alarmbel rinkelen, jas ophangen, een eeuwig discussie item met als resultaat dat ik 12 keer per dag de jassen van de grond vis, maar ik negeerde de bellen en genoot van de nopjes.
Hè gezellig, dacht ik.
Pok, hoorde ik.
"Hé", zei ik terwijl ik naar een schattig rond doosje keek wat ineens op de grond lag, "waar komt dat nou vandaan?" "Hé", zei E met een tikje ingewikkeld gezicht, "waar komt dat nou vandaan? Ik weet het niet..."
E. keek om haar heen. E. zag helemaal niemand in de buurt die hier de schuld van kon krijgen. E. koos eieren voor haar geld en barstte in tranen uit.
Ze had inderdaad in de Hema al gemeld dat ze dit heel graag wou hebben. En ik had gezegd dat ze het niet kreeg. De rest laat zich raden.
Nadat ze het make up doosje terug in het Hema rek had gelegd haalde ze geheel uit eigen beweging een lippenstiftje in dezelfde kleur uit haar zak, die moest ook nog terug. Toen waren haar zakken leeg en konden we naar huis.
De nopjes van E. waren weg. Ik had wel nopjes. Kleine boefjes zijn leuk maar ik was blij dat we een stap hebben kunnen zetten op het pad van niet lonende misdaad.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten