Twee dingen die ik al weken moet maar er steeds niet van komen: naar de kapper en mijn auto wassen. Toen ik vanochtend in mijn goede kleren tegen de vieze auto aan liep omdat ik die niet zag staan vanwege het feit dat mijn haren voor mijn ogen gewaaid waren dacht ik: "En nou is het genoeg!"
Dus ik ben naar de kapper geweest. Ik haat de kapper. De kapper maakt je haar nat en plat waardoor mijn eivormige hoofd er op zijn allereierigst uitziet. De kapper heeft een samenspel van grote spiegels en verlichting die mensonterend is. Ik zie op een afstand van een halve meter puistjes zitten die ik thuis nog niet zie als ik met mijn neus tegen de spiegel gedrukt sta, "Puistjes?? Jij bent toch bijna 34? Ja, puistjes!!". En de kapper knipt hele grote stukken van je haar waardoor ik continu denk: "Ojee, als dat maar goed komt". En het komt niet goed. De komende week moet ik weer elke dag aan mijn pony trekken om deze langer te maken.
Daarna ben ik mijn auto gaan wassen, bij de wasstraat uiteraard. Als echt product van de patatgeneratie: waarom zou je in vredesnaam zelf je auto wassen als er wasstraten bestaan.
Van de wasstraat kan ik erg genieten. Ik vind het een feest om te zien hoe die zwierige borstels met water en zeepsop mijn auto veranderen van een donkergrijs ding naar een zilvergrijze bolide. Het vieze water druipt langs alle kanten naar beneden totdat mijn trouwe vierwieler weer trots staat te glimmen. Ik ben alleen niet zo gecharmeerd van het slotaccoord. Als die enorme metalen fohn uit het plafond komt zakken en de hele tijd net doet of hij tegen mijn auto botst. Nerveuzig dribbel ik voor de wasstraat heen en weer om van alle kanten te bekijken of de fohn niet in mijn pasgewassen auto belandt.
Handig hoor, mijn netgeknipte haar werd en passent meegefohnd. En als mijn pony rechtop staat zie je tenminste niet dat hij te kort is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten